Voorbeelden van het gebruik van Mami in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Gewoon blijven lopen, mami.
Het spijt me, mami.
Mami is schoonheid
Mami, je bent niet ziek.
Gefeliciteerd, Mami en Papi!
Ja mami, ik ben moe.
Mami heeft lamskarbonades gemaakt.
Mami, we hebben dit doordacht.
Ik zag de distributeur, mami.
Mami, kennen jullie elkaar?
Mami, dit is mijn poppenhuis!
Mami, hoorde je dat?
Mami, waar ga je heen?
Mami takes haar bbc
Mami, dronken geluid dat u.
De beeldjes zijn de kinderen van Mami Wata.
Daag me niet uit, mami.
Mami, doe het!
Mami wil me niet kwijt.
Waren mami en Henri serieus?