Voorbeelden van het gebruik van Stick in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Bezorg me die stick.
Knipperen van Vang de bal met de stick.
Stick, help me.
Kijk naar de puck tot ie bij de stick is.
Ik heb de stick gezien.
moet je ijs vormen- degene die op de stick ligt.
Geef me een stick.
Ik wil die stick.
En Stick.
Ik kan geen stick vasthouden.
Alles is weg.- ik heb de stick in mijn moeders laptop gedaan!
Er stond"Hastings" op de stick.
Dat was het voor vanavond, Joy Stick Jockeys.
Ik wil m'n stick opwarmen.
Mooie stick.
Wat staat er op de stick?
Niet Stick.
Eerste advies: Dat is een stick voor linkshandigen.
Ik controleer de stick.
Mijn materiaalmanager Stick Goldstein.