Voorbeelden van het gebruik van Teamwork in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Goed teamwork.
Mag ik er een?- Teamwork.
Darf ich einen haben?- Ja, Teamwork.We zijn er het eerst, dankzij het teamwork.
Wir haben es als Erste geschafft, dank Teamarbeit.Precies, teamwork.
Teamwork, genau.Dat was teamwork.
Das war Teamarbeit.Het was teamwork.
Das war Teamwork.Ik geloof in jullie. Ouderwets teamwork.
Ich glaube an euch. Altmodische Teamarbeit.Zie je, teamwork.
Seht ihr? Teamwork.Het was teamwork.
Das war Teamarbeit.Ook. Organisatie, teamwork en planning.
Organisation, Teamwork und Planung- Auch.Hij symboliseert teamwork.
Sie symbolisiert Teamarbeit.Teamwork.-Ik doe het zelf wel.
Teamwork. Schon gut, ich krieg das hin.Ja, teamwork. Zijn jullie trots?
Seid ihr stolz auf euch? Hey, Teamarbeit, ja?Het was teamwork, denk ik. Helemaal alleen?
Es war wohl eine Teamleistung. Du allein?Teamwork en balans.
Teamwork und Balance.Want dit was teamwork… in combinatie met lange dagen van ouderwets speurwerk.
In Wirklichkeit war es eine Teamleistung mit vielen langen Stunden altmodischer Ermittlungsarbeit.Het ontwerpen van het tijdelijke onderstation was teamwork.
Das von uns entwickelte temporäre Umspannwerk war eine Teamleistung.Bedankt, het was teamwork.
Das war eine Teamleistung. Danke.Het was teamwork.
Es war eine Teamleistung.Het is teamwork. Toen ik hier kwam,
Das ist eine Teamleistung.- Als ich herkam,
