Voorbeelden van het gebruik van Visa in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik heb visa nodig.
Wat vreemd. Ik heb er nog een, Visa.
Zonder visa besta ik formeel niet.
We moeten twee visa hebben.
Zijn visa is goedgekeurd.
Barr kan je alle visa bezorgen.
Alle vragen om visa, verblijfsvergunningen voor het land.
Geen visa.
Visa en immigratieregels gelden hier niet.
Amex en Visa.
Ze kunnen geen visa krijgen om hem te bezoeken.
Ik heb de visa.
Visa en immigratie, soepelere regelgeving.
Barr kan je alle visa geven.
Ik raak mijn Visa kwijt.
Mastercard of Visa.
Iemand trouwt misschien met je voor een visa.
We moeten twee visa hebben.
Ik heb nog steeds geen visa.
Ik krijg de visa voor Aleppo.