Voorbeelden van het gebruik van Grapefruit in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
De hele familie zit in ananas, of grapefruit of zo.
Ik zei dat ze een kleine man heeft zij kan grapefruit.
En mango.- De grapefruit, ja.
En je wist wat ik bedoelde. Grapefruit.
Jij wist wat ik bedoelde. Grapefruit.
Of een grapefruit.
Grapefruit.- Oké, koffie.
Niet te veel grapefruit.- Yeah, oké.
Niet te veel grapefruit.- Yeah, oké.
Wafels en rode grapefruit.- Ja.
Net grapefruit. Je hebt nog nooit grapefruit gezien.
Een grapefruit. Heb ik grapefruit?
Verdeel de stukjes grapefruit, bietjes en geitenkaas over de salade.
Toevoegen aan wishlist Grapefruit Auto(FastBuds)….
Toevoegen aan wishlist Grapefruit Auto(FastBuds)….
Verwacht een geur vol grapefruit, tropisch fruit
Sinaasappel, grapefruit of aardbei?
Oké, grapefruit komt eraan.
Hè, deze grapefruit is verrot. Ciao.
Dan blijft de eenvoud van grapefruit over of de complexiteit van ananas.