Voorbeelden van het gebruik van Kleingeld in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
En nog wat kleingeld.
We moeten kleingeld jatten.
Het is alleen maar kleingeld.
Alleen een kaart en wat kleingeld.
Dertig in bankbiljetten en tien in kleingeld.
Ideaal voor het opbergen van sieraden, kleingeld e.d.
Gotver, ik heb geen kleingeld.
Betaal hem. Ik heb geen kleingeld.
Een thuis voor schoenen, sleutels en kleingeld.
Hier. Hou het kleingeld.
Sorry, ik heb geen kleingeld.
Max, nu gooi je met dat kleingeld.
Ik heb geen kleingeld.
briefgeld en kleingeld.
Geen tabaksresten, geen kleingeld, niets.
Ik heb geen kleingeld.
Volledig leeg. Geen tabaksresten, geen kleingeld, niets.
Onder de bank, voor wanneer ik kleingeld zoek.
Wees blij, dat ik geen kleingeld heb! Doe even rustig.
Portefeuille. Pieper. Sleutels. Kleingeld.