Voorbeelden van het gebruik van Kleingeld in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
En wat kleingeld.
Nu?- Heb jij kleingeld?
Oké. Ik pak wat kleingeld.
Wees blij, ik heb geen kleingeld.
Eigenlijk wil ik kleingeld.
Eigentlich wollte ich Wechselgeld.Sleutels, kleingeld.
Schlüssel, Kleingeld.Ik had je rugzak geleend, maar al m'n kleingeld viel eruit.
Ich lieh mir heute Morgen deinen Rucksack aus, aber mein Geld fiel raus.Relax. Heb je wat kleingeld?
Hast du Münzen? -Okay, entspann dich?Ik heb geen kleingeld.
Ich hab keine Münze.Ik heb geen kleingeld meer.
Ich hab kein Kleingeld mehr.Ik heb geen kleingeld mee.
Tut mir leid, ich habe kein Wechselgeld.Je huis, de auto en al het kleingeld dat je kan schrapen.
Die Wohnung, das Auto und alles Geld, das du auftreiben kannst.nu gooi ik een handvol kleingeld naar beneden.
Jetzt noch diese Handvoll Münzen runterwerfen.Wees blij, dat ik geen kleingeld heb!
Du hast Glück, ich habe keine Münze!Ja, maar ik heb geen kleingeld.
Ja, aber ich habe kein Kleingeld.Toen hij het ooit droeg, gaf een zwerver hem wat kleingeld.
Ein Bettler hat ihm Geld gegeben, als er es trug.Ik heb kleingeld nodig.
Ich brauche Wechselgeld.Hij zit nog kleingeld te tellen.
Ich denke, er zählt immer noch die Münzen.Sorry ik heb geen kleingeld.
Ich habe kein Kleingeld.
