Voorbeelden van het gebruik van Lars in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Lars, ik ben het.
Lars, Michael, achter jullie!
Lars schoot op Oby toen hij de deur opendeed.
Lars, we moeten ze helpen.
Lars, jij grote idioot!
Lars Jensen woonde hier twee jaar.
Lars, het is jouw dag om koffie te halen, maatje.
Lars, ik denk dat wij nu.
Werkt een Lars hier?
Lars, is die bij jou?
Weet Lars het?
Lars, ik heb vakantie.
Lars Leksell was in 1968 de grondlegger van deze unieke behandelingsmethode.
Lars, probeer ons aan te kijken.
Lars, hoe ziet hij eruit?
Lars en Gordy waren zelfs jeugdvrienden.
Waar heeft Lars ineens last van'?
Geef me Lars nu maar terug.
Woont Lars nog altijd in Nivâ?
An wil Lars even spreken.