Voorbeelden van het gebruik van Bitch in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
De bitch die je huis stal.
Doe dat zelf maar, bitch.
Vandaag ben jij mijn bitch.
Ik wil die handtas, bitch.
Ze brachten toen ook hun eerste single uit: I'm in Miami Bitch.
Nu heb ik m'n hand onder de kin van jouw bitch.
Aan jou de eer om die bitch uit haar lijden te verlossen.
je voormalige beste vriendin een bitch is.
Je bent mijn bitch.
Ik heb je gemist, bitch.
Ik wens je veel plezier, bitch.
De quiz' Ben je een racistische bitch?
Jij of hij, bitch.
Ben je klaar, bitch?
En je baas is een bitch hij heeft Levar verraden.
Het is Conner, bitch.
Net als een kleine mini bitch.
Donny wilde me niet binnen laten door die bitch van een barvrouw.
Hij zou nooit als bitch gekozen worden.
Zoals ik haar al zei bij het oudercontact, zo'n bitch.