Voorbeelden van het gebruik van Didi in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ken jij Didi?
Heb je Didi gedood?
Didi wil je zien!
Gewoon maar Didi.
Je bedoelt Mrs. Didi?
Het komt, Didi!
Didi, didi, kijk eens wat Mohanbhaiyya mij heeft gegeven!
Didi, hoe gaat ie?
Je hebt mooie tieten, Didi.
Morgen ga ik dochter van Didi doden.
M'n vrienden noemen me Didi.
Dus Didi, waar woon je?
Waar kunnen we Didi vinden?
Wat moet ik doen, Didi?
Didi, wat wil je eigenlijk doen?
Didi, je nieuwe receptioniste?
Didi maakt ook een duivelse margarita.
Zoe zei dat Didi me leuk vond.
Ik heb een affaire met Didi.
Hé Didi, weet je wat?