Voorbeelden van het gebruik van Isobel in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik ben Isobel Swift.
Isobel… ganu terugnaarbeneden.
Isobel, ik hou van je.
U ontsloeg Isobel?
Isobel… onze dochter kan sterven.
Hij komt vanavond met Isobel.
Hij en zijn stomme hoer, Isobel.
Bent u dr. Isobel stevens?
Je hebt met Isobel gesproken.
Isobel moet ze eens ontmoeten.
Maar Isobel en ik hadden veel gemeen.
Nicht Isobel neemt alles nogal letterlijk.
Mama, sta jij naast Isobel?
Isobel werd veroordeeld door ene Gertrude.
Nicht Isobel denkt dat zij het is.
De relatie tussen Drescher en Isobel?
Isobel is altijd uw beschermelinge geweest.
Hij neemt Isobel en oma mee.
We roepen Isobel Swift opnieuw op.
De andere is van Isobel Swift, zijn werkneemster.