Voorbeelden van het gebruik van Stace in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Stace, moet gaan.
Stace. Het is Jimmy.
Ik kom er aan, Stace.
Ik ben gevleid, Stace.
Stace, ik ben niet.
Stace. Wat doe je hier?
Weet je wat, Stace?
Waar komt die vandaan, Stace?
Je bent beroemd, Stace.
Ik zeg je, Stace.
Ik heb je foto's, Stace.
Stace, hij zei ja!
Wat doe je, Stace?
Nee, Stace weet van niets.
Ik meen het, Stace.
Stace, doe niet zo.
Ik zie je gauw, Stace.
Stace, goed gespeeld.
Zet 'm op, Stace.
Yang Stace- trader- een boef.