Examples of using Afspraak in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Annuleer m'n afspraak met Harry.
Dat is niet de afspraak die ik met hem maakte.
Ik heb een afspraak met Diana vanavond.
De afspraak was twee voor één.
Ik heb een afspraak met Kim Masters.
Afspraak terug hier in 100 dagen, soldaat.
Haar laatste romantische afspraak bleek uiteindelijk een enorm hoog risico.
Het was een afspraak tussen Víctor en m'n moeder.
Ik heb mijn afspraak met Mr. Dean al bekend.
Mijn afspraak was met je stiefvader.
Afspraak met een rock 'n' roll ster.
Ik zeg de afspraak met de kolonel af.
De afspraak die hij maakte met Jonah's vrouw.
Ik heb een afspraak met de professor.
Ik heb een afspraak met de advocaat.
Lk had een afspraak met luitenant Gruber.
Onze afspraak met de Fransman was alleen voor onze dochter.
Dat was niet de afspraak die ik met hem heb gemaakt.
Ik had een afspraak met iemand.