Examples of using Afzegt in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Even zoeken voordat je alles afzegt.
Kan ik je bellen als er iemand afzegt?
Dat Lydia zonder reden afzegt?
Het is de derde keer dat hij een repetitie afzegt.
Wat als hij de trouwerij afzegt?
Niet afzegt. Uitstelt.
Word je gelukkig als je de bruiloft afzegt?
Ik wil niet dat iemand iets afzegt.
Nu het Los Angeles Philharmonic zijn Franse tournee afzegt.
Dat je vanavond misschien afzegt, betekent dat het erg is.
Silver's verjaardagsfeestje dat ze afzegt voor het eerst in jaren.
Jammer dat je het ontbijt afzegt, want ik had betaald.
Als je die afzegt, mag je vertrekken.
Claire, bel Danuta. Zorg dat ze m'n eerste drie patiënten afzegt.
Ik ben het niet gewend dat 'n man afzegt.
Zeg niet dat je afzegt.
Ik hoop dat je die toespraak afzegt.
Ik wil dat jij de bruiloft afzegt.
Michael, ik wil dat je die koop morgen afzegt.
Klinkt nog steeds alsof je afzegt.