Examples of using Auto in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Een auto wassen.
Waar? Baker Auto, langs Route 5.
De auto is twee dagen geleden gestolen in Short Hills.
Stop die kinderen in een lange, zwarte auto.
Ik woon in m'n auto.
Ik stuur Junior naar huis met de auto met Oliver.
Ik zou de auto daar s'nachts in ieder geval niet meer neerzetten.
Ze namen elkaars auto, zodat Hayden z'n klussen kon doen.
Waar? Baker Auto, langs Route 5?
Hoofdkantoor voor auto 14 en 15.
Gijzelaar is zichtbaar in de auto.
Ik zag zijn paard vanuit mijn auto.
Alleen als de auto mij ophaald.
Mijn dochter en ik… Haal een auto.
Ik ga met de auto naar je op zoek.
Tractor auto airco's te koop, nieuw of tweedehands tractor auto airco kopen.
Ilya komt met de auto als Mikhail een teken geeft.
Ik wil dat jullie teruggaan naar jullie auto, ga weg van dit ongeluk!
Auto onderhoud. Olie en filters vervangen.
Franklin voor auto 7 en 15.