Voorbeelden van het gebruik van Auto in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Nieuwe auto.
Deze Amerikaanse auto gaat naar een van die gelukkige individuen.
Maar zijn auto is weg.
Heb je de auto gevonden die Aldo volgde?
De auto was van z'n blokken gerold.
Ik maak de auto schoon.
Auto en bus parkeerplaats tussen de stadsmuren
De chauffeur van de auto is te voet ontsnapt.
Met een auto gaat het beter.
Een auto op de plaats delict.
Er stond een auto op het spoor.
Ik heb deze auto voor ons gekocht.
Dit is nu uw auto, of niet? Of niet?
Houdt van zijn auto, zijn huis, zijn levensstijl.
Zet haar in de auto.
Ook de carrosserie van deze auto werd ontworpen door Pietro Frua.
U rijdt met de auto van Camping Seeblick Toni:
Over de auto, heeft ma je pa's testament laten zien?
Ik laat mijn auto hier niet achter.
Deze auto is een barrel.