Examples of using Canadezen in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
De canadezen pakten de gouden medaille met ijshockey.
Canadezen van verschillende grootte, weten.
Het statische report uit 2003 over de gezondheid van canadezen bewijst dat 62 procent.
In de brief stond dat Muskie de canadezen aan het besmeuren was.
Zijn die goed met diamanten, de canadezen?
Pogingen die een veiligheidsrisico vormen voor alle Canadezen.
Canadezen in gevecht in de binnenstad van Groningen.
Honderdduizenden Canadezen zijn al gebruik van onze mobiele diensten.
De Canadezen telden 135 doden,
Ik dacht dat Canadezen gewoon aardig waren.
Roteer die Canadezen maar ergens anders heen.
Een paar Canadezen… mensen uit Florida, uit Peru.
Waarom denken jullie dat Canadezen bang zijn in het donker?
De Canadezen werden in februari 1920 afgelost door Franse troepen.
Kort daarop arriveren de Canadezen en capituleren de Duitsers.
Rustig. De Canadezen komen pas op mijn teken.
Die Canadezen waren hier niet vanwege mij.
De Canadezen hebben geen van deze NAFO.
Ook Fransen, Canadezen, zelfs een paar Duitsers.
De Canadezen noemen het Wendigo.