Examples of using Doof in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Doof die fakkel.
Doof de lichten en dat vuur!
Uw Italië zal spoedig doof zijn door het geluid van kanonnen.
En doof die kaarsen.
Doof de kaarsen als je de kamer verlaat.
Juist. Ik ben doof geboren.
Doof de oorkaars, hij gaat nooit vanzelf uit!
Doof gevoel, tintelend gevoel in de huid naalden en spelden.
Doof het vuur en gooi de potten om.
Doof de rook.
Doof dat vuur voordat de Apaches 't zien.
Doof de lichten.
Ik zal zeggen dat ik doof ben geworden door de kanonnen bij de bevrijding.
Hij is doof sinds het ongeluk.
Michaël, ik ben niet doof.
Doof de kaars.
Doof, tintelend('slapend') gevoel in de huid.
Doof het licht!
Doof je lantaarn.
Doof dat vuur of ik vertel 't hem.