Examples of using Gaan slapen in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
M'n kleintje, je moet gaan slapen.
Komaan, we gaan slapen.
Bedankt, Nick. Nu kan ik gaan slapen.
Met een knorrende maag gaan slapen is voor mij onmogelijk.
Ik ben gaan slapen, Heather. Gran?
Niks, we zijn gewoon gaan slapen.
Kom, laten we gaan slapen.
Nu moet je gaan liggen en gaan slapen.
Het lijkt erop dat we samen gaan slapen.
Mam, ik wil gaan slapen.
Je moet nu echt gaan slapen.
Vroeg gaan slapen en vroeg weer opstaan is ook wel eens prima.
Is gaan slapen hetzelfde als doodgaan?
Daarom is hij gaan slapen, Dave.
Beetje tv gekeken en daarna gaan slapen.
En nu moet u gaan slapen.
Dan kun je gaan slapen.
Het lijkt erop dat we samen gaan slapen. Nou.
Goed werk. We kunnen gaan slapen.
Ja. Je moet nu gaan slapen.