Examples of using Informaticus in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Afhankelijk van het land neigt het beroep van terminoloog naar dat van informaticus, documentalist of zelfs vertaler.
was een Duits wiskundige en informaticus.
Met andere woorden: in plaats van zelf nog de programma's te schrijven zal de informaticus van de volgende eeuw ze liever kweken.
De leiding is in handen van Rick van Rein, een informaticus met een sterke tweede insteek in elektrotechniek.
studeerde af als informaticus, maar dat was niet echt de carrière die hij wou.
Nadat hij was afgestudeerd als informaticus, begon hij zijn eerste baan:
Hij was opgeleid als informaticus, maar zijn echte passie ging uit naar het schaken.
Als informaticus modelleer je problemen, gebruikers
Wiskundig informaticus, medewerker Mathematisch Centrum Amsterdam,
begon zijn loopbaan als informaticus in de bankwereld.
ging werken als informaticus.
Bij ABIS nemen we steeds de behoeften van de professionele informaticus als uitgangspunt. Een informaticus die bedrijfskritische applicatiesystemen moet bouwen en onderhouden in vaak complexe omgevingen.
ruiter, informaticus, adviseur of administratief medewerker.
Wel, eentje werd informaticus eentje ging bij de Marine,
Zijn schepper, Thierry Potier, informaticus, verleid door de wereld van mannelijke lingerie,
waaronder een permanent wetenschappelijk kader van zeven wetenschappelijke medewerkers, een informaticus en het hoofd van de operationele directie.
Dit actieplan omvat de analyse en de ontwikkeling, door de informaticus van de BCCM-verzamelingen, van een multi-user computersysteem bestemd voor het beheer van alle gegevens van de BCCM-verzamelingen.
P. Wild, en een informaticus, J.M. Fontana, aan dit onderzoek.
De gediplomeerde informaticus volgt Matthias Spiess op,
Ik ben maar informaticus.