Examples of using Orgelbouwer in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
de kooromgang werd in 1986 door de orgelbouwer Schuke uit Potsdam gebouwd.
De orgelbouwer heeft dit zo gedaan om het mogelijk te maken samen te spelen met het Hinsz hoofdorgel.
was een Duits schrijver uit het expressionisme, en een orgelbouwer.
In de Dorpskerk staat een orgel van de orgelbouwer Matthijs Verhofstadt uit het jaar 1716.
brand van 1645 gespaard, doordat het in het atelier van orgelbouwer Germer van Hagerbeer was voor een restauratie.
Vanaf de vroege jaren veertig legde de orgelbouwer de basis voor de bekende Récit-dispositie.
wordt beschouwd als de meest bekende orgelbouwer ten tijde van de Noord-Europese barok.
Germain(links) ging de acht Doe-orgels ophalen bij de orgelbouwer, Andrew Forrest.
Het orgel op de oostelijke galerij werd in 1981 door de orgelbouwer Metzler uit Dietikon, Zwitserland, gebouwd.
gebouwd door de orgelbouwer J.F. Friedrichs en maakte hij o.a.
Dominique of Dominiek II Berger was de oudste zoon van Dominique I Berger(1747-1797) die orgelbouwer was en van Francisca van de Voorde.
De renovatie van het Fokker-orgel is onlangs door orgelbouwer Pels& Van Leeuwen succesvol voltooid.
Haar vader, een orgelbouwer, is overleden terwijl hij bezig was met de restauratie van een reusachtig orgel.
Van wie Gerrit Simon het vak van orgelbouwer leerde, is onbekend mogelijk van zijn vader?
Na de ambachtschool wordt hij orgelbouwer, maar vanaf zijn 22ste wijdt hij zich nog uitsluitend aan de schilderkunst.
stemmen van de pijpen is een specialisme van deze orgelbouwer.
Hier is tevens een link te vinden die verwijst naar de subpagina over de omvangrijke renovatie van het Fokker-orgel door orgelbouwer Pels en Van Leeuwen.
In zijn ouderlijk huis- en later in de pastorie van Noordmans- stond een orgel, waaraan de orgelbouwer als‘toegift' drie grote 16-voets pijpen had toegevoegd.
Eerst was hij er in zijn vrijetijd vooral actief als orgelbouwer in de plaatselijke parochiekerk(1856-1859),- daarover werd reeds eerder bericht in Het Orgel juli/augustus 1995.
Voigt], orgelbouwer en degene die de uitvinding perfectioneert.