Examples of using Pascha in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Dat wil zeggen dat donderdag Pascha was, toen het Lam werd gedood.
Dat de kinderen Israels het pascha houden zouden, op zijn gezetten tijd.
Het Pascha maaltijd voor de kinderen was een ellendige focaccia is meer pijn….
Rustig, Pascha! Trekken!
Pascha. Waar is het pistool?
Wacht, Pascha. We kunnen het aan.
Pascha, geef me een duwtje.
Pascha zit er aan te komen
En het feest der ongehevelde broden, genaamd pascha, was nabij.
Het eerste bedevaartfeest begint met Pascha.
Naar alle inzetting van het pascha zullen zij dat houden.
Ik geef Ahmet Pascha aan niemand.
Waar wilt Gij, dat wij U bereiden het pascha te eten?
Nu was het na twee dagen Pascha en de ongezuurde broden.
Ik probeer het. Nee, Pascha.
Natuurlijk leef ik nog! Pascha.
Val niet in slaap, Pascha!
Ik probeer het. Nee, Pascha.
Het is het hoogtepunt van Pascha.
Gebouwd in 1618 door de Grand Vizier"OkÃ1⁄4z Mehmet Pascha", die ook verantwoordelijk was voor de bouw van de stadsmuren