Examples of using Tipi in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Een tipi zou gaaf zijn.
Indische vrouw voor tipi.
Een tipi zou leuk zijn.
Onze privé tipi voor één wordt geleverd met een eenpersoonsbed.
Ze wil niet gestoord worden. In de tipi.
Ben ik een tipi of een wigwam?
Al het jaar in Tipi en Coco Sweet.
Ik zou haar meenemen naar de tipi, kleine squaw.
Toevoegen aan Toegevoegd Gestreepte tipi met monogram.
Producten getagd met tipi speeltent.
Ik zou haar meenemen naar de tipi, kleine squaw.
Terug naar Maileg Little feather muis met tipi tent.
Ik ga met Heather naar de tipi.
Wonen in een tipi.
Producten getagd met tipi.
We wonen in een tipi.
Ze willen terug naar de tipi en de buffeljacht.
Je zult die tipi moeten afbreken.
Ik ga naar de tipi met Heather.
Zeg hem dat ik in mijn tipi zal zijn.