Examples of using Toen zeide hij in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Toen zeide hij: Het is Elia, de Thisbiet.
Toen zeide hij: Het is Elia, de Thisbiet.
Toen zeide hij tot zijn zonen: Zadelt mij den ezel.
Toen zeide hij tot zijn jongen Gehazi: Roep deze Sunamietische.
Toen zeide hij: Dat is de Tisbiet Elia.
Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe;
Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe;
Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe;
Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe;
Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe;
Toen zeide hij tot zijn dienstknechten: De bruiloft is wel bereid,
Toen zeide Hij tot dien mens: Strek uw hand uit;
Toen zeide Hij tot dien mens: Strek uw hand uit;
Toen zeide Hij tot dien mens: Strek uw hand uit; en hij strekte ze uit,
Toen zeide Hij tot zijn discipelen: De oogst is wel groot,
Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De oogst is wel groot;
Toen zeide Hij tot dien mens: Strek uw hand uit;
Toen zeide Hij: Weet gij, waarom dat Ik tot u gekomen ben?