Examples of using Volgende week in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
De volgende week had ik een paar nieuwe spelers.
Volgende week zal ik zeker bestellen 1 fles.
Volgende week in de Far West.
Volgende week zal ik zeker kopen 1 fles.
Ja. Ik vertrek volgende week.
Kom volgende week maar terug, zeiden ze steeds.
En voor Judy en haar dochter Liza volgende week.
Elke zaterdag maak ik mijn blogposts voor de volgende week.
En hij komt niet volgende week.
Belden de notaris de volgende week.
Tom:‘Volgende week geef ik meer een act'- Songfestival. be.
Een Outlook-taak Volgende week maken van de momenteel geselecteerde notitie.
Tom:‘Volgende week geef ik meer eenact'.
Voorproefje/ Sneak peek Volgende week zijn er nieuwe stempels van Stampinback.
 Volgende week wordt de loep getest onder 'echt' publiek.
Laat me maar zien wat je kan.- Volgende week?
Natuurlijk kan ik. Volgende week?
Natuurlijk kan ik. Volgende week?
Dat is volgende week dinsdag.
Volgende week zaterdag in de Stork Club.