BE ON TIME in Dutch translation

• op tijd zijn
• kom op tijd
• wel op tijd
• wees op tijd
• op tijd bent

Examples of using Be on time in English and their translations into Dutch

Be on time tonight.
Wees op tijd vanavond.

Please be on time for your timeslot. Cancellation.
Zorg dat je op tijd bent voor je tijdslot. Annulering.

Be on time and lose the chicken analogies.
Kom op tijd en laat de kippenanalogieën achterwege.

We might as well be on time.
We kunnen net zo goed op tijd zijn.

Be on time, or I will be gone.
Wees op tijd, of ik ben weg.

Thursday, coffee at 2. Be on time.
Donderdag. Koffie om 2 uur. Zorg dat je op tijd bent.

Be on time.
Kom op tijd.

Remove the covering material must also be on time.
Verwijder het afdekmateriaal moet ook op tijd zijn.

Be on time and don't look in the cases.
Wees op tijd en kijk niet in de koffers.

Well, just be on time.
Als je maar op tijd bent.

Be on time, because there is a limited number of places available.
Kom op tijd, want er is een beperkt aantal plaatsen beschikbaar.

If you want to see her, be on time.
Als u haar wilt zien, moet u op tijd zijn.

Be on time today.
Wees op tijd vandaag.

Only. Be on time.
Alleen. Kom op tijd.

Don't worry, we will be on time.
Maak u niet ongerust, we zullen wij op tijd zijn.

Be on time, you hear me?
Wees op tijd, hoor je me?

So be on time okay?
Dus kom op tijd, oké?

You have to be on time tomorrow.
Morgen moet je op tijd zijn.

Be on time, homey.
Wees op tijd, huismus.

Be on time, Mr. Rath.
Kom op tijd, collega Rath.