BOTH GO in Dutch translation

• gaan allebei
• allebei naar
• beiden bezoeken
• allebei los
• beiden ontslaan

Examples of using Both go in English and their translations into Dutch

One little slip and we both go boom.
Een kleine misstap en we gaan allebei boem.

We cannot both go, not now.
We kunnen niet allebei gaan, niet nu.

Both go away. Go away.
Ga allebei weg. Ga weg.

One of the parents or both go to their work.
Et'n van de ouders of allebei gaan naar hun werk.

Please let us both go.
Alsjeblieft, laat ons allebei gaan.

Maybe you should both go.
Misschien moeten jullie allebei gaan.

Even more fun if we both go.
Nog leuker als we allebei gaan.

We can both go.
We kunnen allebei gaan.

We can't both go.
We kunnen niet allebei gaan.

Let us both go.
Laat ons allebei gaan.

One of the parents or both go to their work.
Eén van de ouders of allebei gaan naar hun werk.

She says it's important that we both go.
Ze… zegt, dat het belangrijk is, dat we allebei gaan.

Maybe we should both go.
Misschien moeten we allebei gaan.

OK, well, then you can both go.
Oké, dan kunnen jullie allebei gaan.

So for now we're letting them both go.
Voor nu laten we ze allebei gaan.

You will both go.
Jullie zullen allebei gaan.

We will both go.
We zullen allebei gaan.

we can both go.
kunnen we allebei gaan.

We would better both go.
Dan kunnen we beter allebei gaan.

Fine. Let's both go.
Goed. Laten we allebei gaan.