TO BE QUICK in Dutch translation

• snel gaan
• om snel te zijn

Examples of using To be quick in English and their translations into Dutch

But you got to be quick.
Maar je moet snel zijn.

I guess she wanted it to be quick.
Ze wou dat het snel zou gaan.

Ladies and gentlemen, the President is asking me to be quick.
Dames en heren, de Voorzitter maant me tot spoed aan.

I thought you were supposed to be quick?
Ik dacht dat je zo snel was?

Thanks. I got to be quick.
Bedankt, ik moet snel zijn.

SES, if you want to be quick about it.
SES, als je snel wilt zijn.

JONES I want it to be quick.
Ik wil dat het snel gaat.

Got to be quick in this house, mate.
Je moet hier snel zijn.

Well, I have got to be quick.
Nou, ik moet snel zijn.

We need to be quick.
We moeten snel zijn.

Keepers need to be quick.
Een Wachter moet snel zijn.

I'm working, so this needs to be quick.
Ik ben aan het werk, dus het moet vlug zijn.

Right. Got to be quick.
Goed. We moeten snel zijn.

You need to be quick.
U moet snel handelen.

Right. We have got to be quick.
Goed. We moeten snel zijn.

Keeper's needs to be quick.
Een Wachter moet snel zijn.

I told you it was going to be quick.
Ik zei je dat het snel zou gaan.

so we need to be quick.
dus we moeten opschieten.

Okay, Cece, this is going to be quick and easy.
Oké, Cece, dit gaat snel en gemakkelijk.

Full immersion. You will want to be quick about it.
Volledige onderdompeling. Je moet snel zijn.