TO PROMISE in Dutch translation

• te beloven
• beloof
• om een belofte
• beioven
• promise

Examples of using To promise in English and their translations into Dutch

It was rash to promise those rifles.
Het was wat voorbarig om die geweren te beloven.

You have my word. You need to promise me.
Beloof het me. Je hebt mijn woord.

You have lost the right to promise me anything. No.
Nee. Je hebt het recht verspeeld om me iets te beloven.

I need you to promise me. I promise you.
Ik beloof je… Beloof het me.

That is the man they have sent to promise him to you.
Dat is de man die zij stuurden om de prins aan je te beloven.

I need you to promise me. I promise you.
Beloof het me.- Ik beloof je.

That's a funny thing to promise.
Raar om zoiets te beloven.

But this morning? You have got to promise me you won't use this?
Beloof me dat je dit niet gebruikt.- Maar vanochtend?

Harvey, you don't need to promise me anything.
Harvey, je hoeft me niets te beloven.

You got to promise me to watch out for him.
Beloof me dat je hem beschermt.

No promises. I promise not to promise.
Geen beloftes. Ik beloof om niks te beloven.

I promise you… I need you to promise me.
Beloof het me.- Ik beloof je.

It will be difficult to promise you that.
Het zal moeilijk zijn om je dat te beloven.

I am here to promise being issued.
Ik ben hier om een belofte na te komen.

I am here to promise being issued.
Lk ben hier om een belofte na te komen.

Never ask a president to promise.
Vraag 'n president nooit om een belofte.

I want you to promise me you will try.
Beloof mij dat je het probeert.

You have got to promise, too.
Beloof jij het ook.

You got to promise me, okay?
Je moet het me beloven, oké?

I want you to promise me, no more climbing.
Beloof me… dat je niet meer klimt.