AUSTRICKSEN - vertaling in Nederlands

misleiden
täuschen
irreführen
austricksen
in die irre führen
reinlegen
betrügen
überlisten
irreführung
beirren
fehlleiten
bedriegen
betrügen
täuschen
hintergehen
verraten
reinlegen
betrug
austricksen
fremdgehen
bescheißen
überlisten
te slim af
überlistet
ausgetrickst
ausmanövriert
erin luizen
reinlegen
anhängen
austricksen
linken
falle
zu verleumden
anzuschwärzen
voor de gek houden
täuschen
vormachen
verarschen
zum narren halten
reinlegen
austricksen
verarschst
te slim af zijn
überlisten
austricksen
ausmanövrieren
übervorteilen
voor de gek
zum narren
verarschen
täuschen
vormachen
reinlegen
veräppeln
für dumm
verarscht
für blöd
veralbern
bespelen
spielen
manipulieren
reinlegen
austricksen
beduvelen
täuschen
reinlegen
verarschen
austricksen
hintergehen
tricking
trickst
täuschung
te foppen

Voorbeelden van het gebruik van Austricksen in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Ecclesiastic category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Du willst mich austricksen?
Hou je me voor de gek?
Lassen dich von ihm nicht auch austricksen.
Laat hem jou niet ook bespelen.
Du willst mich austricksen.
Je wilt me misleiden.
Man kann die Zeit nicht austricksen.
En je kunt vadertijd niet bedriegen.
Sie wollen mich austricksen.
Je wilt me erin luizen.
Denkst du wirklich, du könntest mich austricksen?
Denk je nu echt dat je mij te slim af kunt zijn?
Könnten wir ihn austricksen?
Kunnen we hem voor de gek houden?
Wieso kann er die Bösewichte nicht einfach austricksen?
Waarom kan hij de slechteriken niet gewoon te slim af zijn?
Gacha wettete, nicht mal deutsche Chemiker konnten seinen Hund austricksen.
Gacha wedde dat zelfs Duitse chemici zijn hond niet konden misleiden.
Ich wollte dich nicht austricksen.
Ik wou je niet bedriegen.
Wir hätten Norky nicht austricksen sollen.
Misschien hadden we Norky niet moeten beduvelen.
Wir müssen sie austricksen.
We moeten haar bespelen.
Ihr solltet keine Kinder austricksen. Bitte.
Je moet kinderen niet voor de gek houden.
Du wolltest sie austricksen?
Je wil haar erin luizen?
Ausfechten und Austricksen der bösen Jungs.
Buitengevecht. En wees de slechterikken te slim af.
Hast du dich verkleidet, Jim Farrell? Willst du mich austricksen?
Probeer je me te foppen, Jim Farrell?
Jody konnte ihre Mutter noch nie austricksen.
Jody kon haar moeder nooit voor de gek houden.
Wir können nicht alle Hacker in der Welt austricksen.
We kunnen niet alle hackers in de wereld te slim af zijn.
Ich würde dich nicht austricksen.
Ik zou je niet misleiden.
Man kann das Schicksal nicht austricksen.
Je kan het lot niet bedriegen.
Uitslagen: 162, Tijd: 0.4152

Top woordenboek queries

Duits - Nederlands