Voorbeelden van het gebruik van Bandit in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Bandit Chief.
Bandit kan een vrouwenhan' stelen met niet meer dan een glimlach.
Ik reken af met Bandit.
Daar is de auto van de Bandit.
Bandit hoefde z'n vrouw niet te heroveren,
over het koppelen van de afstandsbediening met je TomTom Bandit.
Zoals alle echte BANDIT helmen met Fibre-Shell,
Trouwens, Bandit.
Hier Bandit One.
Hier Bandit One.
Red Bandit dan!
Meneer de Bandit?
Dit is de Bandit.
Het is de Bandit.
Ik word de Bandit.
Dankje, meneer de Bandit.
Breekie voor Bandit één.
Wacht even, Bandit.
Het is de Bandit.
Ben jij dat, Bandit?