Voorbeelden van het gebruik van Caesar in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Cleopatra volgt Caesar binnen een jaar nadat hij Egypte verliet, naar Rome.
Caesar is mijn broer door 'n heilige eed.
Maar Julius Caesar en Augustus Caesar zijn wel goden?
Of aan het leven van Caesar.
Caesar vermoorden.
Snij ze af, zei Caesar.
We zijn allemaal vrienden van Caesar.
Nog meer oorlogsbuit van Caesar uit Gallië.
Caesar zal jou en het hele universum overschaduwen.
Ik ben Gaius Julius Caesar van Rome.
En m'n vader. Caesar, Napoleon.
Het geschenk is slechts voor de ogen van Caesar bestemd.
Geen schelpdieren, vraagt Caesar.
Onze enige koning is Caesar.
Ik ben Caesar.
Qui sibi nomen imposuit Julius II. Hij noemt zich naar Caesar.
Ik ben Julius Caesar.
Ondertekend door Octavianus Gaius Julius Caesar Augustus.
Het tijdperk van Caesar.
Hij was een caesar.