Voorbeelden van het gebruik van Je badge in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Haal je badge tevoorschijn.
Geef mij je badge.
het is je badge maar.
Ik weet het. Maar ik wil je badge en je pistool.
moet je je badge opzij leggen.
Geef me je badge.
Ik wil dat je je badge weer krijgt.
Waar is je badge?
Met je badge.
Wacht even. Waar is je badge?
Van je badge.
Ik heb je badge nodig om het slot te openen.
Dus als jij je badge wil behouden,
Heb je je badge bij je?
Laat je badge zien.
Ik heb je badge nummer.
Goed, maar leg je badge op de tafel op weg naar buiten.
Ik wil je badge en je pistool hebben.
Je badge en je wapen.