Voorbeelden van het gebruik van Lul in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Hij was een lul, maar bedankt.
Wat? Mijn lul doet het niet.
Wie ik? Dat is die lul.
Mijn broer is ook een lul.
En ik laat je ook niet aan mijn lul zuigen.
De coach is een lul.
Een lul met een gegarandeerd pensioen en voordelen.
De lul weet niet hoe ie moet sterven.
Nee, mijn lul is niet uit m'n broek. Wat?
Geen idee waar die lul een vliegtuig vandaan heeft.
Mijn lul is kapot.
Je bent een lul.
Waarom zou ik die lul bellen?
En dat is mijn lul.
Maurice is een lul.
Je noemde me net een lul, dat hoorde ik waarom ben ik een lul? .
Een lul, maar een goede jurist.
Hij kan soms een lul zijn… maar dankzij hem ben je hier.
Lul, verdomme en neuken… en tieten.
Deze lul heeft geen hersens.