Voorbeelden van het gebruik van Masker in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik heb mijn masker niet gekozen.
Handschoenen, masker.
Ik wil dat iedereen altijd een masker draagt.
Begrepen. Masker.
Raak hem aan zonder handschoenen, zonder masker.
En je kotste niet in je masker.
Iedereen droeg een masker.
Ik heb mijn masker niet gekozen.
Ze zeggen dat ze nooit het masker afdeden.
En een masker.
Onze geesten dragen geen masker.
Met zonnebril en masker.
Blijf kalm. Controleer elkaars masker.
Heb je er daarom een masker van gemaakt?
En die hadden allemaal een masker.
Ze herkenden me niet zonder masker.
Zoekteams, masker op.
Ze herkenden me niet zonder mijn masker.
Ze droegen een masker.
Ik kan met mijn masker ze intimideren!