Voorbeelden van het gebruik van Rob in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Wat? Rob.
Wie zegt dat het Rob z'n urine is?
Rob? Ik ga naar Hotel Portland.
Rob, ik ben het.
Ben je daarom hier? Adele. Rob.
Het was Rob toch niet, hè?
John Francin en Rob Stanslik.
Dokter Robotnik. Maar mijn tandarts noemt me Rob.
Rob staat niet op de lijst?
John Francin en Rob Stanslik.
Nee?-Ze klinken als Rob.
Rob wat is er gaande?
McAdder, je bent Rob Roy niet.
Bedankt. Ik meen het, Rob.
Rob heeft gebeld.
Ik ben Rob Beckett.
Stanley. Goed je te zien. Rob.
Rob haatte dat.
Sue Perkins en natuurlijk Rob Beckett.
Nee, bedankt, Rob.