Voorbeelden van het gebruik van Schaeffer in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Wat Schaeffer betreft.
Mike Schaeffer. Mike.
Thomas Schaeffer is gearresteerd.
Laat Schaeffer hier komen.
Adam Schaeffer, Mijn architect.
Laat Schaeffer hierheen komen.
Wat zegt Schaeffer ervan?
Laat haar los, Schaeffer.
Carsten, dit is Thomas Schaeffer.
Laat haar gaan, Schaeffer.
Jac Schaeffer heeft het geweldig bedacht.
Inspecteur Katrine Ries en Thomas Schaeffer.
Schaeffer. Wat deed je daar?
Dat is hem, dat is Schaeffer.
Ik doe niet. Schaeffer?
Het nummer is van Schaeffer.
Schaeffer hoort er ook bij.
Ik heb ogen op u, Schaeffer.
Schaeffer schreef hem meteen al af.
Allemaal behalve één, Roy Schaeffer.