Voorbeelden van het gebruik van Snack in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
drankje, snack.
Ik opende de vriezer voor 'n snack, maar alles was meh….
Dagelijks van 15.00 uur tot 17.00 uur kleine snack of soep van het buffet.
Mag ik een snack?
Ik wilde gewoon een snack.
Ik ga gewoon een snack kopen met mijn laatste vijf Dolfijn dollars.
Geld voor een snack.
Kijk. Ze brachten ons een snack.
Met"Ik wilde gewoon een snack.
Leuk voor een snack, maar wat als ik moet overwerken?
Ik ga om een snack.
En ik wilde een snack.
Kan ik iemand plezieren met een snack of een drankje?
Binnenkort zullen we een drankje en snack serveren.
Mijn zoon wil een snack.
Ik wil een snack.
Wil je een snack?
Ik kan een snack maken.
Voor een snack.
Hier is geld voor een snack.