Voorbeelden van het gebruik van Sofa in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ze heeft lippen zoals je sofa.
Mag ik op uw sofa, professor?
Goedemorgen, Sofa.
Je hoeft niet op de sofa te slapen.
Ze ligt op de sofa.
Vijf minuten, anders slaap je op de sofa.
Dat is geen sofa.
Nee, ik lig niet op je sofa.
Het lag open bij de sofa.
Het meisje daar op de sofa.
Veel goedkoper dan een sofa.
Ik kreeg een sofa.
In mijn pyjama. Op de sofa.
Hij is gekleed als een sofa.
Ik slaap op haar sofa.
Bij de sofa.
Nee, op de sofa.
Jij slaapt op de sofa.
De vrouw lag op de sofa.
Kunt u ons helpen de sofa te verplaatsen?