Voorbeelden van het gebruik van Tico in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Laat je onderbroekje zien, Tico.
Tico en Chepe zijn rotzakken.
Wat voor band, Tico?
Wat wilden Tico en Chepe?
Tico en Biggie, in godsnaam?
Voor Tico is het een kunst.
Ik praat tegen hem.- Tico.
Of ik roep Tico en Chepe.
Ben je bang, Tico?
Tico en Chepe hebben niks gejat.
Waar gaan we Tico nu vinden?
Heeft iemand een zakje voor Tico?
Tico. Ik praat tegen hem.
Weet je waar Tico Sanchez is?
Hoe slecht gaan de zaken, Tico?
Want het is moeilijk, hè Tico?
Nee, je deed het niet, Tico.
Tico? Wauw, wat ben je sterk!
Tico. Hoeveel snappers hebben we nog?
Ik heb 't gehad met Tico en Biggie.