Voorbeelden van het gebruik van Is in de winkel in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Mam is in de winkel.
Finn is in de winkel, Quinn is naar therapie.
Hij is in de winkel.
Trish is in de winkel, Annie is daar.
Cook is in de winkel.
Het is in de winkel.
Het is in de winkel, waar Svetlana werkte, ze ontmoetten elkaar.
Trish is in de winkel, Annie is daar.
Ja, ze is in de winkel.
M'n vader is in de winkel.-Nee.
Hij is in de winkel geweest. .
Het is in de winkel.
Ze is in de winkel zoals altijd, Wendell.
M'n vader is in de winkel.-Nee.
Mijn vader is in de winkel. Ja!
Mijn vader is in de winkel. Ja.
Oma is in de winkel, Begoña.
Ja, hij is in de winkel.
Ja, hij is in de winkel.
Juan is er, hij is in de winkel.