Voorbeelden van het gebruik van Jess in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Jess, het is al tien voor halfvier.
Ik loop Jess op een doordeweekse dag tegen het lijf in een drukke koffiebar.
Jess en Will zijn erg vriendelijk en meegaand.
En dit is Jess, ze woont in hetzelfde studentenhuis als Claire.
Jess, wie is dat?
En Jess dan?
Jess en ik hadden net een gesprek.
Ik denk dat het Jess en een rare man zijn.
Jess 's zus heeft de politie gebeld.
Jess, heb je gewonnen?
Wat moet Jess daarmee?
Jess, kom op, het was toch een grapje.
Jess, ik zie het stipje weer.
Ik wil Jess niet bij haar oma laten.
Jess' video agenda. Woensdag.
Jess, waar kom jij vandaan?
Dus Jess wil niet blijven?
Maar Jess baart me wel zorgen.
En je kunt er Jess en de kids mee helpen.
Het was Jess. Wat gebeurde er?