Voorbeelden van het gebruik van Kakken in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Stop met praten! Concentreren op het kakken!
En Diego heeft vermoedelijk alleen zitten kakken bij Genovés thuis.
Geen wonder dat ze niet kan kakken.
Kon je niet gewoon in de gootsteen kakken?
Ik wil in m'n broek kakken.
Dan kan hij nu net zo goed kakken in de tuin.
Ik drink nooit voordat ik ga kakken.
Waarom zou ik vaker willen kakken?
Hoe gaat het?-Ik wil in m'n broek kakken.
Als ik 's nachts maar eens kon kakken.
Jij kijkt alsof je moet kakken.
Anders gaan ze op het gras kakken!
Geen verschil, behalve dan dat ik moet kakken van al dit rennen.
Ik moet even kakken.
Wil je me zien kakken?
Merk je niet, dat ik moet kakken?
Morgen zal ik makkelijk kakken.
Kan hij thuis niet kakken?
Pissen en kakken op hetzelfde moment.
Dat wil zeggen dat hij moet kakken.