Voorbeelden van het gebruik van Pragmatisch in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Je broer kan heel pragmatisch zijn.
Ze denkt heel pragmatisch en neemt stap na stap.
Integer en pragmatisch.
We vragen u pragmatisch te zijn.
Altijd pragmatisch.
Toentertijd was de aanschaf vooral pragmatisch van aard.
Die zich pragmatisch, niet ideologisch, gedragen.
Maar vooral meedogenloos pragmatisch.
We moeten pragmatisch zijn.
Je was altijd al pragmatisch.
Zij richten zich pragmatisch op het bereiken van hun bestemming.
Is bij jou altijd alles pragmatisch?
Ik moet jammer genoeg pragmatisch zijn.
Strijdlustig? Ik zou eerder zeggen pragmatisch.
Dit zeg ik puur pragmatisch en, gek genoeg, onbaatzuchtig.
Maar nog veel belangrijker… meedogenloos pragmatisch.
Wie niet.- Ze is zo pragmatisch.
Men zal je bemind hebben.- Jij bent pragmatisch.
Bij iTrajectum denken wij pragmatisch met organisaties mee.
Virginia, hij noemt zichzelf pragmatisch.