Voorbeelden van het gebruik van Chris in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Het is Chris Tucker.
Geert is goed bevriend met Chris en Patsy.
Het was weer één van Chris haar ideeën.
te vragen gelieve Chris om het.
Ik ben al thuis, Chris.
Raak me niet aan, Chris.
Hey, het is Chris Carpenter.
Slaan-en-pakken, typisch Chris Brown.
Dat is er één, Chris.
Nee, dat heb ik, Chris.
Schatje? Wat is dat, Chris?
Maar slechte Chris wel.
Alleen ik en Chris.
Ken je ene Chris Whitaker?
Ze heeft een familie gevonden die jou en Chris in huis wil nemen.
En jij, jij wilde Chris Thompson en niet mij.
Ik dacht net, ik heb Chris vandaag zo weinig gezien.
Het medicijn dat we Chris gaven werkt zoals ZMAPP,
Toen Chris weg was,
Ik moet Chris de perfecte Thanksgiving maaltijd geven,