Voorbeelden van het gebruik van Donut in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik trakteer je op een donut.
Geef me twee eclairs en 'n donut met jam.
Wil je 'n donut?
Op de volgende donut zit hagelslag.
Maar 'n donut moet eruitzien als 'n donut als je die verkoopt.
Ik denk dat je niet hier bent voor een donut.
Ik voel nog 'n stuk donut zitten.
Heb je die donut opgegeten?
Koop ik koffie of een donut?
Mag ik een koffie en een donut?
Wat doe je met die donut?
Ik denk dat je best je dochter meeneemt voor een donut.
Je voegt garnalen toe… aan een donut?
Waar ging je heen na de donut shop,?
Het centrum van de donut.
Weet u, ik betaal voor die donut.
wil ik dat je naar de donut winkel gaat.
Loman is bij de donut winkel.
Wilt u een donut?
Wheelie, Donut, Racing en Freestyle.