Voorbeelden van het gebruik van Zussen in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Heb je broers en zussen?
Zoals dat je kinderen hebt bij de zussen van je vrouw.
Broers en zussen?
Het is iets tussen zussen.
Haar familie sponsort 'n liefdadigheid- evenement. Haar zussen gaan ook.
Ze heeft geen broers of zussen of goeden vrienden.
Ik weet niet wat broers en zussen doen waar jij vandaan komt.
We zijn zussen. Niemand kan tussen ons in komen.
Pappie kent de Rhodes zussen al sinds het middelbaar.
Het is net of we zussen zijn, alleen met verschillend haar.
Nog hechter dan zussen ooit zijn geweest.
Zussen zijn er altijd voor elkaar.
Zussen boven alles!
Zussen, wees klaar om deze valse lichamen te ontheiligen.
Zussen, we hebben gefaald.
We hebben je zussen genoeg tijd gegeven om zich zorgen te maken.
Zussen zijn geweldig.
Zussen, broers, moeder… verpleegster,
Het is datgene tussen zussen, en ik heb het gebroken.
Dat jij zussen hebt.