Voorbeelden van het gebruik van Zussen in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Heb je geen broers of zussen die kunnen helpen?
Bidden voor hun jongere broers en zussen. Voor hun moeders en vaders.
Ze zoekt geen broers of zussen voor haar kinderen.
Heb je broers of zussen?
hopelijk zussen.
Zijn jullie zussen?
Wie van de zussen draagt het?
Zou hij broers of zussen hebben gehad?
mijn kleine zussen.
Het omgekeerde van wat de zussen over hem zeggen.
Antonio met zijn zussen.
Heeft ze broers en zussen?
Een tweeling deelt een lul gelukkige zussen vangen er een om mee te spelen.
Zussen letten toch altijd op elkaar?
Zussen zijn voor 25% aan elkaar verwant.
Vraag oudere broers en zussen om te helpen met de dagelijkse bezigheden.
Zussen zeggen dingen over elkaar.
Broers en zussen raken je zoals niemand dat kan.
Zussen… zijn lastig.
Broers en zussen vergelijken zichzelf met elkaar en ze vergelijken hun relatie met moeder.