HERMANA - vertaling in Nederlands

• zus
• zuster
• broer
• sister
• zusje
• zusters
• zussen
• broertje
• zuster's
• zusjes

Voorbeelden van het gebruik van Hermana in het Spaans en hun vertalingen in het Nederlands

Hermana, hermanos, madre enfermera,
Zussen, broers, moeder… verpleegster,

Mi hermana estaba en Billings.
In Billings bij mijn zuster.

Creo que esa hermana estaba celosa
Ik denk dat dat zusje jaloers was,

Una hermana descubriendo noticias muy grandes sobre su madre biológica.
Zussen die nogal groot nieuws ontdekken over hun biologische moeder.

¿Tienes una hermana para él?
Heb je geen zus voor hem?

¿No es su hermana?
Niet zusje?- Dochter?

Es tu hermana¿No?
Het zijn toch je zussen?

Mi hermana deberá salir con un blanco en una cita a ciegas en.
Geen blind date voor mijn zus, zeker niet met een blanke.

Jack, soy tu hermana y te quiero.
Jack. Ik ben je zusje en ik hou van je.

Son las amigas de mi hermana Abby.
Dit is mijn zussen vriend Abby.

La hermana pequeña del hermano Cuthbert.
Broeder Cuthbert's kleine zusje.

Es nuestra hermana, señor. Lucy.
Het is ons zusje meneer, Lucy.

Pulsera de amistad personalizada grabada hermana.
Aangepaste gegraveerde vriendschap zussen manchet armband.

Debes ayudarla…- a que se una a su hermana.
We moeten haar helpen, om haar zus terug te vinden.

Ahora dime…¿En dónde está tu hermana?
Vertel me… waar is je zusje?

Nunca he tenido hermano ni hermana.
Ik had nog nooit een broer, of zussen.

Mi hermana también tuvo un primer marido, que murió.
En van m'n zuster is haar eerste man ook overleden.

Ella es mi hermana!
Ze is me zusje.

Es como mi hermana.
We zijn net zussen.

¿Y tu hermana y tu padre?
En met je zusje en je vader?