Voorbeelden van het gebruik van Zusje in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
En dank je, Zusje Mao.
Zij was je zusje niet!
Klein zusje.
Broertje en zusje- Grimm.
Zit zijn zusje nog op school?
Deed je dit voor je zusje… of omdat het juist was om te doen?
Mijn zusje huilt.
Mijn zusje en ik konden ontsnappen.
Jullie weten niet hoe het is om een klein zusje te hebben.
Zodra ze weer terug was, werd de baby gepresenteerd als zusje.
U heeft ook een prachtig dochtertje… die een broertje of zusje verdient.
Hopelijk resulteert dat niet in een broertje of zusje.
Maar boven alles… was ze mijn kleine zusje.
Mark, Campos' zusje heeft bijna geen tijd meer.
Wist je dat jouw zusje, Anila, een zoon heeft?
Johns zusje had de foto,
Maak je zusje niet wakker.
Mijn zusje is ook dood.
Mijn zusje kent me niet eens.
Ik was zijn kleine zusje, en zo wilde hij het ook houden.